Jos Chabert (81) overleden (+ video)

Minister van Staat Jos Chabert uit Meise is woensdag op 81-jarige leeftijd overleden.

Chabert zetelde 41 jaar in één van de Belgische parlementen en bekleedde ook een kwarteeuw lang een ministerportefeuille.

Chabert, geboren in Etterbeek op 16 maart 1933, was doctor in de rechten. In zijn Leuvense studententijd kwam hij al vroeg in contact met generatiegenoten Mark Eyskens en Wilfried Martens.

Hij stond toen al bekend als een welbespraakt man en een goede debater.

Als zoon van een lokaal mandataris kreeg Chabert de politieke microbe al snel te pakken. In 1965 werd hij schepen in Meise en nog eens drie jaar later raakte hij vanop de unitaire lijst van Paul Vanden Boeynants voor het eerst verkozen als Kamerlid.

In de woelige jaren ’70, toen ons land heel wat regeringen kende, bleek Jos Chabert een constante. Hij was achtereenvolgens minister van Vlaamse cultuur en Vlaamse zaken, van Verkeerswezen en PTT, van Openbare werken en instititutionele hervormingen.

Chabert werd vooral bekend voor zijn inzet om ons verkeer veiliger te maken. Hij voerde op de autowegen de snelheidsbeperking tot 120 km/u in, naast het verplichten van de gordeldracht en het invoeren van strengere alcohollimieten.

Van 1989 tot 2004 werd Jos Chabert een van de langst zetelende ministers in de Brusselse regeringen. Hij ontpopte zich in het hoofdstedelijk gewest als een bruggenbouwer.

Van 2004 tot 2009 was hij achtereenvolgens nog Eerste Ondervoorzitter en Secretaris van het Bureau van het Brussels Parlement.

In Meise was Chabert destijds onder meer de geestelijke vader van Levedale, de beschutte werkplaats en de Taalschool, het huidige CVO.

Bij de verkiezingen van 2009 was hij nog symbolisch lijstduwer bij de opvolgers. In november van dat jaar benoemde de koning hem tot minister van Staat.

Chabert was al enkele jaren ziek.

‘CD&V verliest met Jos Chabert een gedreven christendemocraat. Ons land verliest een van zijn politieke iconen’, reageert CD&V-voorzitter Wouter Beke. ‘Wij bieden zijn familie onze diepste blijken van medeleven aan.’