‘Wij zijn een uitstervend ras. Het soort café waar er nog echt met de mensen werd gepraat in plaats van hen gewoon een menukaart onder hun neus te schuiven’.
Aan het woord zijn Frans De Schouwer (77) en Maria Verbelen (75). De uitbaters van café ’t Neerhof in Slozen stevenden af op een mooie 50ste verjaardag in hun volkscafé. Helaas steken gezondheidsperikelen daar een stokje voor. De teller blijft staan op 47 jaar en 4 maanden. ‘En dat steekt…’
Sinds 28 augustus hebben Frans en Maria de boeken van hun café neergelegd. Het ging niet meer. ‘Na ons verlof hebben we eigenlijk niet meer opengedaan’, vertelt Maria. ‘Ik belandde in het ziekenhuis en moest geopereerd worden en ook Frans kende gezondheidsproblemen.’
Vandaag zijn beide terug aan de beterhand maar het café heropenen zat er niet meer in. ‘We zijn terug ‘goed’ maar niet om alle dagen van ’s morgens tot ’s avonds café open te houden en de hele dag op uw benen te staan.’
Op 29 april 1967 begonnen Frans en Maria eraan. De kermisaffiche die herinnert aan die heuglijke dag heeft nog steeds een prominente plaats in het café. Net als de foto’s van grootouders Wiske Laenens en Karel De Wit, die het café – bijna een eeuw oud – vanaf 1933 onder hun hoede hadden.
Springen verder in het oog in het nu gesloten café: een ingelijste affiche van Slozen kermis een week voor de wapenstilstand in 1945, de in zijn eenvoud ‘schone’ prijslijst, de toppenbiljart, de kolenstoof, het typische bruine kroeg-meubilair en een kaart met de duivenvluchten uit ‘de jaren stillekes’. Het geheel ademt dan ook een authenticiteit uit die herinnert aan lang vervlogen tijden.
‘Het doet raar als je hier binnenkomt’, zucht Frans. ‘Hij heeft er nog het meeste last van’, knipoogt Maria. ‘Een paar weken geleden is hij zelfs helemaal naar Zeeland gereden omdat hier een ‘vreemde’ duif was geland.’
‘Dat beest was hier toegekomen en had een ring aan. De eigenaar woonde in Nederland. Ik verveelde me dood en het was meteen een goed excuus om eens weg te zijn. Daarmee was de middag gepasseerd (lacht).’
‘Het meeste missen we uiteraard het contact met de klanten. We hebben er veel geluk mee gehad. Ze waren meestal heel braaf. Op die ene keer na toen de gemoederen tussen twee supportersgroepen hoog opliepen tijdens een wielerwedstrijd is hier nooit gevochten. We missen hen. Ze hebben ook een zekere schroom om zomaar langs achter binnen te komen nu het café gesloten is.’
Een positieve kant zien Maria en Frans na enig nadenken toch ook aan hun verplichte sluiting. ‘We zijn geen ‘weduwe’ of ‘weduwnaar’ meer als we ergens naartoe moeten. Vroeger konden we nooit samen weg. Nu sinds kort wel. Zo gaan we om de twee weken naar de voetbal kijken bij derdeklasser Rupel Boom. En voor de match gaan we eten. Ook hier in Wolvertem gaan we geregeld naar het voetbal.’
‘Vroeger was er na de wedstrijd zelfs geen tijd meer om een glas te drinken’, herinnert Frans zich. ‘Ik moest mij naar huis haasten voor het avondeten. Alles was altijd ten dienste van de klanten. We hebben veel plezier gehad maar ook veel voor hen gedaan. Als we iets vroegen was het altijd voor een ander, niet voor ons. En maar goed ook.’
‘We hebben hier echt goeie jaren gehad. De dag dat het bouwverlof begon, gingen er hier 100 liter bier door. Mensen gingen toen niet op verlof. De eerste week waren ze zat (lacht), en de tweede week werkten ze aan hun huis. En iedereen was tevreden. Nu heeft iedereen alles en niemand is nog content. Iedereen sluit zich af.’
Hoop dat het café nog wordt verdergezet is er niet meer. ‘De enige optie die we zien is alles verkopen maar daar zijn we eigenlijk niet mee bezig. Een appartement zegt ons nog niks. De duiven en de ganzen kunnen ons niet missen. Aan een huurder beginnen we niet. Wie kan er vandaag nog een café openhouden en er van leven? De tijden zijn veranderd. De mensen zijn mensenschuw geworden. Kan ook niet anders: we worden permanent bang gemaakt. Nochtans is alles in orde om hier café te houden. Het heeft een goeie ligging, al wat je maar wil.’
Dat Frans en Maria van een uitstervend ras zijn, benadrukken ze zelf. ‘Wij praatten nog tegen de klanten in plaats van hen een kaart voor hun neus te schuiven. Het was gewoon gezellig om hier te komen. Wij kregen de laatste jaren zelfs mensen van tegen de Nederlandse grens op bezoek omdat ze nog eens wilden zien hoe een echt authentiek café eruitzag…’
De fabel dat cafébazen niet meedrinken met de klanten ging in het ’t Neerhof niet op. ‘Ik heb goed gedronken’, lacht Frans. ”Twee keer in de week goed zat’, schrijf dat maar op’, corrigeert Maria. ‘Maar dat is voorbij. Nu drink ik niet meer…’, zegt Frans.
Maria had ook haar pleziertjes, met dank aan de populaire jukebox. ‘Ik kon zelf goed zingen en dus playbackte ik er op los. Liedjes als ‘Dit is de allerlaatste keer’ van Rita Deneve. Ik zette de jukebox niet te luid zodat ik de zanglijn wel kon volgen maar het geluid nog kon overstemmen. Met de bijhorende bewegingen natuurlijk. Ja, hier is wel wat afgedanst…’
Het café heeft dus na zo’n 100 jaar zijn houdbaarheidsdatum bereikt. ‘De inrichting gaan we laten zoals ze is. Het is ons eigen stukje nostalgie. Af en toe zal ik eens het buffet afkuisen. En als we eens een feestje hebben is er meteen plaats genoeg (lachje).’
‘Het is een nieuwe stap in ons leven. We hebben het graag gedaan maar nu is het tijd om nog wat te genieten.’