Interview: Josse De Pauw

Artistieke duizendpoot Josse De Pauw (62), geboren Assenaar, is de centrale gast op de komende Hopduvelfeesten in Asse. De bijna 40 jaar overspannende carrière van de vaak gelauwerde De Pauw is nauwelijks samen te vatten. Met de eigenzinnig experimentele theatergroep Radeis International reisde hij van 1976 tot 1984 succesvol de hele wereld door. Hij is auteur van een vijftiental eigen theaterwerken en speelde mee in ruim 50 binnen- en buitenlandse films, om nog te zwijgen van de massa zijprojecten. Een straffere ‘Assenaar in de kijker’ kunnen de Hopduvelfeesten zich wellicht niet dromen. Wij grasduinden uit de vele interviews die met Josse verschenen.

Over Radeis, uit een uitgebreid interview over de beginjaren met Radeis op ‘Belgium is happening’

‘We speelden veel in Nederland, dat toen meer in contact stond met Vlaanderen dan nu. Maar we kwamen er snel achter dat er zonder taal ook veel mogelijk was. We konden nu overal spelen, maar we hadden een hekel aan mimespelers en dus maakten we wel geluid. Er waren woorden, maar die hoefden niet begrepen te worden. Er was de noodzaak om te reizen, alsook de jeugd en het verlangen om de wereld te zien. Het moest een beetje rock-‘n-roll zijn. Met vier jonge gasten in een oude Renault Saviem de grens over rijden, het decor zo gestapeld dat er vier slaapplaatsen waren, een barbecuestel, een kleine koelkast en een frisbee: het is een onderneming die ik iedereen kan aanraden. Ik was vijfentwintig, sterk, vol plannen en verlangens en als die een beetje in vervulling gaan, dan is dat een fijne tijd. Radeis heeft zijn eerste repetitiezaal in de stad gekraakt, punt. En wij hadden niet het gevoel dat we iets fout deden. Die zolder stond leeg, die was van de gemeenschap en wij maakten voorstellingen die we op markten en pleinen speelden. Die houding heb ik nog, Radeis is mijn school geweest.’

Over nostalgie, in een gesprek met het Vlaams cultuurhuis ‘De Brakke Grond’

‘Ik ben geen nostalgicus. De tijd vervliegt, dat zie ik zo wel aan mezelf. Ik ken het gevoel van weemoed wel, ik word nostalgisch van clichés zoals het kijken naar een zonsondergang. Maar in mijn werk ben ik heel erg iemand van het heden. Ik ben gevormd door Radeis (het woordeloze, anarchistische theatercollectief dat De Pauw in 1974 mede oprichtte, red.). Ik stam uit de generatie van het niet-repertoire, van nieuwe stukken maken. Een generatie misschien ook van veel te veel maken en in korte reeksen spelen.’

Over schrijven, uit De Standaard (2004) bij het verschijnen van Josse’s boek ‘Nog’

‘Ik schep veel plezier in lezers. Te weten dat iemand alleen was met mijn boek geeft een totaal ander gevoel dan de reacties die je krijgt na een voorstelling. Theater veronderstelt een groter publiek. Lezen is een heel intiem, heel geciviliseerd contact tussen mensen. Ik lees graag voor uit mijn werk en dan wordt het toch weer een beetje een performance: de acteur die de schrijver speelt, lezend uit eigen werk. Ik zat ooit op de luchthaven, ’s ochtends heel vroeg. Er kwam een vrouw langs en ik zag dat ze me in het voorbijlopen herkende. Ze bleef staan en zei: Dat is raar. Vorige keer toen ik hier doorliep, zat u in mijn reistas en nu zit u hier echt.’ Daar heb ik een paar dagen vrolijk van rondgelopen. Heel intiem.’

Over familie, uit De Morgen (2013) naar aanleiding van zijn selectie voor Het Theaterfestival

‘Ik herinner mij de allereerste keer dat ik het in het theater over mijn familie had. De Beursschouwburg had een project opgezet rond het gezin. Bleek dat alle kunstenaars dat onderuithaalden, en toen werd ik gebeld: of ik het niet een beetje wou verdedigen. Tijdens die eerste voorstelling zat er een vriendin van mijn zus in de zaal. Die nadien mijn zus heeft opgebeld: ‘Amai, ik kwam nogal wat te weten over jullie.’ Waarop mijn zus mij contacteerde: ‘Ook goed, gij spreekt over ons, en wij weten van niks?’ Ik heb haar kunnen geruststellen: ‘Ik maak jullie toch beter dan jullie zijn’. Dat was wel de eerste keer dat ik ten volle besefte dat ook andere mensen deel uitmaken van mijn biografie. Maar ik heb toen beslist: ik ga mij toch niet te veel inhouden, ze hebben met mij geleefd, ze moeten maar tegen een stoot kunnen.’

Over muziek, uit Knack (2013) naar aanleiding van zijn deelname aan ‘Geletterde Mensen.'[pullquote]Ik zat niet te wachten tot iemand vroeg: wil je deze rol spelen?[/pullquote]

‘Ik werk al zo lang met livemuziek in mijn voorstellingen omdat ik, zonder er precies de vinger op te kunnen leggen, het gevoel heb dat ik iets met muziek heb, dat ik daar wat van begrijp zonder erover na te moeten denken. Ik heb wel gevoel voor de soul van de muziek, al ben ik geen geschoolde muzikant of zanger.’

Over zijn voorstelling Monk, uit Knack (2012)

‘Monk deed regelmatig een dansje rond zijn piano, daar heb ik altijd graag naar gekeken, een dansje zit er dus wel in. Maar je kan dat dansen ook zien als een metafoor voor het leven. Jonge mensen dansen een droom achterna. Naarmate je – als man – ouder wordt verlies je de zin te dansen. Je wil stilte en alleen zijn. Tot er iets begint te dagen en het verouderen weer aanzet tot dansen, dan doet de oude monnik een dansje. En nog een.’

Over kunst en wetenschap, uit Brussels Nieuws (2011)

Josse De Pauw: ‘Vandaag zit de wetenschap in de macht van het kapitaal en het rendement. Het vrije onderzoek heeft evenveel last als vroeger. Elke wetenschapper weet dat wat gevonden wordt, vaak onderweg gevonden wordt. Dat het geen kwestie is van naar een doel toe te werken, maar door fouten te maken op andere pistes te komen. Zonder daarin te willen overdrijven, zie ik daarin ook de link met de kunsten, waar het onderzoek of het uitproberen van dingen ook steeds weer wordt afgeblokt. Ook daar heeft de macht veel liever dat alles rendeert of toch minstens zelfbedruipend is.

Over geld, uit De Tijd (2010) toen zijn 35 jaar carrière een maand lang werd gevierd in Brussel

‘Er was geen geld, niettemin waren we fel bezig. We gingen meteen naar het buitenland. De reizigers brachten geld binnen waarmee de thuisblijvers nieuwe voorstellingen maakten. Alle rekeningen werden goed bijgehouden. We beseften dat onze grootste rust bij een maandwedde lag. We creëerden onze eigen ideale financiële context om het artistieke werk maximaal te laten renderen. Aan het einde van Radeis, in 1984, verdiende ik 31.000 frank per maand. Dat was niet slecht voor iemand van mijn leeftijd. Ik ben in mijn leven misschien één maand moeten gaan stempelen. Dat is uitzonderlijk weinig voor een acteur. Neen, het leven heeft me goed verzorgd. (glimlacht) Nu, ik heb daar wel zelf verdienste aan. We wilden heel graag. Het zóú en het móést. Ik zat niet te wachten tot iemand vroeg: wil je deze rol spelen?’

Topartikels bij Goeiedag.be