De zowat 50 Moldavische vluchtelingen die sinds begin maart in een zevental leegstaande panden aan de Schaarbeeklei woonden, hebben die uiteindelijk verlaten. Dinsdag zouden ze op deurwaardersbevel uit de huizen worden gezet, maar zover is het dus niet moeten komen. Het is echter onduidelijk waar ze nu naartoe zijn.
De vluchtelingen – onder wie een zwangere vrouw, baby’s en kinderen – woonden er in zeer gevaarlijke omstandigheden, want de bouwvallige panden vlakbij de oude Renaultfabriek staan al jaren op de slooplijst.
Omdat hij die situatie niet verder kon tolereren, had burgemeester Hans Bonte (Vooruit) bij burgemeestersbesluit beslist dat de panden gesloopt moeten worden. Huiseigenaar Vlaamse Waterweg trok daarop naar de vrederechter om een vonnis tot uitdrijving te bekomen. Het gevolg was dat de panden bij deurwaardersbevel op dinsdag 5 april ontruimd zouden worden, zelfs met inzet van politie indien nodig. Zover zal het dus niet komen.
“Na diverse politiecontroles werd mij meegedeeld dat er geen enkele persoon meer aanwezig is in de krotten van de Vlaamse Waterweg”, zegt Bonte. “De huiseigenaar is op dit moment volop bezig de panden af te sluiten om de komende dagen over te gaan tot het slopen van de bewuste panden.”
Waar de vluchtelingen dan wel naar naartoe zijn, is voorlopig onbekend. “Ik ben opgelucht dat er geen harde hand nodig is om de panden te ontruimen en dat er daarmee een einde komt aan de erbarmelijke omstandigheden waarin deze groep vluchtelingen leefde. Maar het feit dat ze van de radar zijn verdwenen maakt mij ongerust. We kunnen enkel maar hopen dat ze niet van de regen in de drop zijn terecht gekomen.”
De voorbije dagen was er nog druk overleg over de kwestie onder meer tussen Bonte en de diensten van staatssecretaris van Asiel en Migratie Sammy Mahdi (CD&V) maar collectieve opvang bleek niet mogelijk. Het speciaal statuut, waardoor vluchtelingen uit Oekraïne niet in de asielprocedure terechtkomen, geldt niet voor mensen uit Moldavië. Ze kwamen dus niet in aanmerking voor de asielprocedure, noch voor zogenaamde ‘tijdelijke bescherming’. Daardoor konden ze ook niet door de lokale overheid geholpen worden.