De plannen om in de Renault-fabriek een winkelcentrum te integreren, zorgt voor uiteenlopende reacties bij de betrokkenen van weleer. Ex-Renaultwerknemer Patrick Van Camp is blij dat de schandvlek eindelijk verdwijnt. “Alles is beter dan dat onze fabriek gebruikt wordt als parking.”
Vakbondsman Paul Corbeel van ACV metaal kan dan weer maar moeilijk verkroppen dat industrie plaats ruimt voor commercie. “Dit is een plaats waar duizenden mensen horen te werken.”
De stad Vilvoorde buigt zich momenteel over een aanvraag voor een winkelcentrum in de voormalige Renault-fabriek. Daar komen mogelijk baanwinkels, maar ook horeca en vrijetijdsvoorzieningen een fitness, een kinderspeeltuin en zelfs een sporthal. Eind april zou een beslissing vallen over de socio-economische vergunning.
Eindelijk zou er dus weer écht leven komen in de oude ruim 1,7 kilometer lange blauwe fabriekshallen langs de Schaarbeeklei. De illustere plaatslagerij is nu immers een immense parkeergelegenheid voor een shuttledienst die mensen van daaruit naar de luchthaven brengt.
Patrick Van Camp (52) werkte bij Renault Vilvoorde van september 1985 tot het bittere eind in 1997. Hij kan zich best vinden in de voorliggende plannen. “De fabriek staat nu 19 jaar leeg. Het is tijd… Een parking zoals nu is toch ook maar niks. Zo’n winkelcentrum met sporthal en andere voorzieningen ozou bovendien mooi aansluiten bij de woonzone die aan de oevers van het kanaal wordt ontwikkeld.”
Paul Corbeel van ACV Metaal is minder enthousiast. Hij verdedigde nog jarenlang de belangen van de overblijvende werknemers na het sociaal bloedbad van 1997, toen door Renault een uitdoofpolitiek werd gevoerd. “Dat er eindelijk beweging komt in het Renault-dossier kan ons alleen maar verheugen”, stelt hij. “Maar deze terreinen lenen zich nog steeds perfect voor het ontplooien van nieuwe industriële actviteit. Er is een
vrij grote werkloosheid in de regio, vooral van jonge mensen. Industriegrond wordt stilaan zeldzaam in de regio en er is in verschillende omliggende gemeenten vraag naar uitbreiding van industrieterreinen. Het zou dom zijn van een dergelijk groot gebied op te offeren aan eenzijdig consumentisme en vrijetijdsbesteding.”
Corbeel betwijfelt ook of er wel nieuwe jobs gecreëerd worden via de zoveelste inplanting van zo’n winkelcentrum. “Er komt hooguit een verschuiving van jobs. En wat als U-place er alsnog komt… Krijgen we dan één langgerekt shoppingcenter van Vilvoorde tot Diegem?”
“Wij roepen het stadsbestuur toch op van zeer grondig na te gaan of een shoppingcenter echt is waar deze regio op zit te wachten. Wij pleiten ervoor om van deze site opnieuw een gebied te maken met een activiteit met een sociale en economische meerwaarde. Waar via innovatie en ontwikkeling een meerwaarde kan gemaakt worden tot duurzame jobs. Deze regio heeft daar sinds de sluiting van de Renault-fabriek meer dan recht op. Op deze site dienen duizenden mensen tewerkgesteld worden. Dan kan de zwarte bladzijde die de sluiting van Renault was eindelijk omgeslagen worden.”
Van Camp – destijds zelf actief bij het ABVV – kan de vakbondsman wel volgen maar gelooft niet in het scenario van industriële activiteit. “Dan kunnen we misschien nog lang wachten op een nieuwe invulling… Vilvoorde is op industrieel vlak intussen zowat alles kwijtgespeeld. Die tijd is gepasseerd. Bovendien zit je daar nu met een woonzone vlakbij waardoor dat nog extra moeilijk ligt. Nee, je kan hier eigenlijk niet tegen zijn…”