Leven tussen de duiven: Jean Verbelen (80) neemt het wel heel letterlijk. Zijn woning is één groot duivenkot. Een 200-tal van die beestjes heeft de man naar eigen schatting.
Vier bejaarde en gekwetste exemplaren mogen zelfs bij hem in de living rondtoeren. Dat zij af en toe iets achterlaten, daar zit Jean niet mee in. ‘Het is misschien niet zo proper maar dat kan mij niet schelen’, zegt hij schouderophalend.
Je moet het zien om te geloven. De woning van Jean Verbelen in de Patatestraat heeft alles van een immense duiventil. Niet alleen wordt heel de zolder door hen ingenomen, ook in de rest van de woning kom je wel eens een duifje tegen.
Vier van hen mogen zelfs gewoon rondkuieren in de living van Jean. Dat ze daarbij uitwerpselen achterlaten wat een niet bepaald aangename geur verspreidt, kan Jean niet deren.
‘Ik ben nu eenmaal een grote vogel- en dierenvriend’, vertelt hij. ‘Zij houden mij gezelschap als ik ’s avonds televisie kijk. Daar zijn twee voormalige kampioenen bij. Maar zij hebben zich pijn gedaan en zijn niet echt meer bekwaam om te vliegen. Zij mogen dan ook iets meer dan een ander. Ik heb er ook geen last mee. Alleen in mijn slaapkamer mogen ze niet binnen.’
Zijn vader hield wel duiven maar zelf was Jean aanvankelijk niet van plan die traditie verder te zetten. ‘De zoon van mijn zuster heeft hier echter een tijdje bij mij gewoond. Hij wou absoluut duiven houden. Uiteindelijk heb ik toegegeven. Hij is later weer verhuisd en de duiven zijn achtergebleven. Ik heb ook nog lang met de duiven gespeeld maar ik ben er mee gestopt na die ene rampvlucht. Tien van de beste zijn toen niet meer teruggekeerd. Toen ik wist dat ze die hadden losgelaten in zo’n slecht weer heb ik meteen beslist dat ik nooit meer zou spelen. Dat is intussen tien jaar geleden.’
De populatie heeft sindsdien almaar uitbreiding genomen. ‘Ik vervang soms de eieren door valse maar dan nog is er geen houden aan. Er zijn ook heel veel vreemde duiven die hier neerstrijken. ‘Asielzoekers’ noem ik ze. Ik heb er zeker 50. Er zijn veel mensen die hier stoppen om naar mijn duiven te kijken als ze op het dak zitten. Dan klappen ze eens in hun handen om ze te zien wegvliegen. Dat is een teken dat ze in goede gezondheid zijn. Ze worden hier dan ook goed verzorgd. Elke dag krijgen ze 15 kilogram duivengraan.’
In een hokje apart zit ‘Den braven’, Jean’s favoriete duif. ‘Zij is 13 jaar oud intussen en de afstammeling van een superkampioen. Ze is nu ziek. Als zij zou sterven zou mij dat zeker iets doen.’
De massa duiven zorgen blijkbaar ook niet voor veel overlast. ‘Af en toe valt er eens iets op een auto (lacht). Maar ik heb brave buren. Ze krijgen ook geregeld iets van mij uit de tuin. Klachten zijn er dus niet.’
Dat ze met zoveel zijn heeft nog een andere oorzaak. Een duifje lust Jean namelijk niet. ‘Ik eet ze niet op nee. Dat kan ik niet over mijn hart krijgen. Zij zijn mijn vrienden.’
‘Of ik een moderne Fransiscus van Assisi ben?’ Jean moet lachen met de vergelijking maar ze flatteert hem duidelijk wel. Hij heeft overigens ook nog 50 kanaries, maar die zitten wel in een volière.
Getrouwd is Jean nooit. ‘Anders zou het natuurlijk niet waar zijn dat die duiven zomaar in huis mogen komen’, lacht hij. Dat hij wel gelukkig is in zijn niet alledaagse leefomgeving straalt de man wel uit. ‘Anders word je ook niet zo oud niet als ik’, knipoogt hij.