Dirk De Wolf (54) zal altijd herinnerd worden aan het wereldkampioenschap wielrennen in Japan waar hij met zijn goede vriend Rudy Dhaenens naar de finish ging en … tweede werd. Zilver op een WK, een unieke prestatie maar toch ziet Dirk die dag niet als het hoogtepunt van zijn carrière. Twee en een half jaar geleden stapte hij uit de wielerwereld. Hij houdt nog wel voeling maar is de laatste jaren meer met voetbal bezig dan met het wielrennen. ‘Als er tegelijk een topmatch en een wielerwedstrijd op TV zijn, zal ik de wielerwedstrijd opnemen en later bekijken’. In Restaurant Loanton in Affligem hadden wij met hem een uitgebreid gesprek, over wielrennen en over voetbal.
Wanneer reed jij je eerste koers?
Ik was vijftien. Dat was in 1975. Ik doorliep alle jeugdreeksen en won aardig wat wedstrijden. Tot mijn generatie behoorden o.a. Eric Vanderaerden, Nico Emonds, Carlo Bomans, Rudy Rogiers, Kenny De Maerteleire en Adri Van der Poel. Bij de profs heb ik negen jaar met Museeuw gereden maar nooit in dezelfde ploeg.
Je hebt na je carrière vaak met jonge renners gewerkt.
Dat klopt, drie jaar bij Josan, 1 jaar bij BBS, in de wielerschool in Aalst en bij Go Pass ABX. In 2003 ging ik bij de profs aan de slag bij Lotto. Een wielrenner hoeft niet noodzakelijk heel jong te beginnen. In het voetbal is dat wel zo maar een Greg Van Avermaet bijvoorbeeld is pas op zijn 18de begonnen. Daarvoor was hij voetballer, keeper bij Beveren.
Heb jij tips voor beginnende renners?
Van elke 20 renners die beginnen stoten er twee of drie door tot bij de profs. Ik heb jongens uit het hele land opgeleid, zelfs uit het buitenland. Ik denk maar aan Philippe Gilbert, Glenn D’Hollander en de Brit Sean Yates.
Wat heeft een jongere absoluut nodig om een goed wielrenner te worden?
Vreemd genoeg: in het peloton kunnen rijden. Als je elke renner een cameraatje zou meegeven dan zou je zien wat er allemaal gebeurt in zo’n peloton in de aanloop naar bijvoorbeeld een Taaienberg in de Ronde van Vlaanderen. Dan heb je stuurvastheid nodig. Je moet natuurlijk ook talent en karakter hebben én een beetje gelukt dat je niet ziek of gekwetst raakt. De zoon zijn van … is niet voldoende. Toch kiezen heel wat ‘zonen van’ voor het wielrennen. Momenteel rijden de zonen van Museeuw en Van Petegem ook in het peloton.
Ze noemden je wel eens ‘de stoemper’.
Ik hield van slecht weer en zware wedstrijden. Klassiekers, kleine rittenkoersen maar wij moesten teveel rijden. Wij reden 120 tot 130 wedstrijden. Vandaag wordt er meer ‘gepiekt’ maar ze rijden dan ook maar 60 tot 70 wedstrijden meer. Van Avermaet is een uitzondering met 80 tot 90 wedstrijden. Het is allemaal zo erg veranderd. Tegenwoordig trekken ze in november al op stage in één of ander warm land. Wij begonnen in december te trainen, als het weer niet té bar was. En vandaag zitten er in één en dezelfde ploeg een hoop goede renners. Etixx-Quick Step is daar een goed voorbeeld van.
Er zijn waarschijnlijk twee topmomenten in je carrière: je winst in Luik-Bastenaken-Luik en zilver in het WK van 1990.
Ja en toch heb ik de beste herinneringen aan mijn overwinning in de Ronde van de Apenijnen, dat was tegen Bugno, Argentin, Furlan en Chiappucci. En dan is er ook nog die rit in Tirreno-Adriatico. Wat het WK betreft: Rudy Dhaenens was een zeer goede vriend. Zijn dood in 1998 heeft mij diep geraakt zoals ook de dood van Criquielion mij diep heeft getroffen.
Is er gepraat tussen jou en Rudy?
Daar was geen tijd voor. We hadden in de finale maar een paar seconden voorsprong op de achtervolgers. Wij mochten dus geen seconde aarzelen. We hebben gespurt. Ik was moe want ik reed al de hele dag in de spits van de wedstrijd. Wij waren wel goed voorbereid door coach Eddy Merckx maar 260 zware kilometers … dat was hard.
Je hebt lang met Merckx gewerkt.
Merckx was een categorie apart, ook als coach. Je keek op naar hem en deed wat hij vroeg. En je kon er beter voor zorgen dat je in uitstekende vorm was of je vloog uit de ploeg. De tandem Merckx-Sercu was nog straffer want ook Patrick Sercu was een monument in zijn specialiteit, de piste. En als junior had ik nog zo’n bijzondere coach: Ferdinand Bracke.
De koers, dat is toch een wereld apart. Kan je daar echte vrienden maken?
Koers is een ploegsport. Als je iets goeds doet waar je makkers beter van worden (zoals Philippe Gilbert in een ploeg binnen brengen), is iedereen je vriend. Eigenlijk is het zoals in dat liedje: als je succes hebt, heb je ook vrienden. Maar eens je uit dat wereldje uit bent, ben je ook snel vergeten. Maar dat geldt eigenlijk ook voor voetbaltrainers.
Toen Gilbert naar BMW ging, kon je niet mee. Heeft dat je relatie met Gilbert verzuurd, zoals iedereen beweert?
Maar neen, ik heb nog contact met Gilbert maar wel iets minder dan vroeger. Ik heb zijn gsm nummer nog en als ik hem bel, neemt hij op. Maar (lacht) tegenwoordig zitten er meer voetballers dan wielrenners in mijn gsm. Niet Gilbert heeft verhinderd dat ik naar BMW ging maar Lelangue. Ik moet ooit eens tegen zijn kar zijn gereden, waarschijnlijk.
Sven Nys, is hij te lang gebleven?
Neen, Nys is absoluut niet slecht bezig. Hij gaat nog een jaar koersen. Ik vind dat niet meer dan normaal. Kijk, als je dood bent vindt iedereen jou ‘ne goeien’. Zolang je leeft, heeft iedereen kritiek.
Wie zijn de mannen die we dit seizoen mogen verwachten?
Kristoff, de Noor, Sep Van Marcke, een hele rits van Etixx-Quick Step: Boonen, Stybar, Terpstra, Vandenbergh, Cavendish, Meersman, Kwiatkowski, … verder heb je nog Jurgen Roelandts, Greipel, Galllopin, Sagan, Wellens, Stannard en vergeet Cancellara en Wiggins niet voor Parijs-Roubaix. Voor de rondes zijn er Froome, Contador, Nibali en Quintana. Boonen was zeer goed in de eerste wedstrijden maar om te winnen moet alles meezitten. Bovendien is er zeer grote concurrentie in de eigen ploeg met Kwiatkowski, Vandenbergh en Terpstra. Etixx zal de koers ongeveer een gans seizoen door moeten dragen.
Je spreekt zo vaak en zo graag over voetbal. Wie wordt kampioen?
(Lacht) Voor mij een domme vraag: Anderlecht natuurlijk. Als er niet teveel spelers uitvallen door kwetsuren. Brugge is een goede kandidaat en AA Gent de betere outsider. Zij spelen zonder stress. De meeste druk ligt bij Brugge, zij willen kost wat kost een grote trofee halen.
En wie wordt de beste in het peleton?
Dat weet je pas na Luik-Bastenaken-Luik, de Ronde van Frankrijk en de Ronde van Lombardije. In Milaan-San Remo zie ik Cavendish of Kristoff als eerste over de streep rijden. Wat het aantal ploegen betreft zie ik een evolutie naar een 15-tal ploegen die elk één grote sponsor kunnen aantrekken. Zowat dezelfde evolutie als in het voetbal. Maar er zijn gelukkig nog gepassioneerde sponsors.
Heb je nog een leuke anecdote voor onze lezers?
Op de Col d’Aspin heb ik me ooit verstop in een hutje om buiten de tijd te kunnen aankomen. De Tour was mijn ding niet, ik wou mij sparen voor het najaar en we waren onze kopman (Steven Roach) kwijt. Het is niet zo eenvoudig om buiten de tijd aan te komen want in de zogenaamde ‘bus’ wordt een tempo onderhouden dat iedereen aankan en de bus is altijd mooi op tijd binnen.