De nieuwbouw voor het parket Halle-Vilvoorde op de Asphaltcosite in Asse zal niet starten voor 2028. Dit is opnieuw vijf jaar later dan initieel voorzien, maar er is wel licht aan het einde van de tunnel, klinkt het. De studie voor de nieuwbouw is deze maand opnieuw opgestart.
Toen het parket Halle-Vilvoorde in 2014 van start ging als gevolg van de zesde staatshervorming werd het als noodoplossing gehuisvest in twee aparte gebouwen in Asse (ex rijkswachtkazerne en OCMW gebouwen). Deze gebouwen kampen echter met talrijke gebreken. De werkruimtes zijn verouderd, vergaderzalen te klein en de beveiliging is ondermaats. Bovendien is het niet mogelijk om verdachten voor te leiden bij de procureur.
De Regie der Gebouwen besliste al in een eerder stadium om op de Asphaltcosite in Asse een nieuwbouwproject te realiseren, waar ook de FOD Financiën een plek zou krijgen. Maar in de zomer van 2023 beslist die om niet naar Asse te verhuizen. “Sinds corona is het aandeel telewerk exponentieel gestegen”, klonk het toen bij Francis Adyns, woordvoerder van de FOD Financiën. “Wij hebben intern met de diensten samengezeten om te bekijken welke diensten nog interesse hadden om naar Asse te gaan. Dat bleek een minderheid te zijn, waardoor we in Halle blijven.”
De FOD Financiën bevestigde onlangs dat er geen verdere plannen zijn voor de eventuele vestiging van diensten op de Asphaltcosite. Hierdoor moet het ontwerp van de nieuwbouw in Asse opnieuw naar de tekentafel. “Dat moet rekening houden met de aangepaste behoefte van het parket en het arbeidsauditoraat van Halle-Vilvoorde en het vredegerecht van het kanton Asse. De studie voor de nieuwbouw werd in januari 2025 opnieuw opgestart”, klinkt het bij de Regie der Gebouwen.
Als het verkrijgen van de vergunningen en het toewijzen van budgetten volgens plan verlopen, start de bouw van het nieuwe parketgebouw in de eerste helft van 2028. Het parket zal dan over een moderne en functionele werkplek beschikken die hen beter in staat stelt hun belangrijke taken uit te voeren. Het gebouw moet zo’n 15,5 miljoen euro kosten.